Picknicken in de achtertuin

Met een kind slaap je nooit meer uit. Voor Saar maakt het niet uit of het maandag of zaterdag is. Om vijf uur wordt ze voor het eerst wakker en kunnen we haar vaak nog sussen met haar knuffel of speen. Maar, om zes uur is het dan écht tijd voor haar om op te staan. Of je nu brak bent, een kater hebt, ziek bent of gewoon zin hebt om te slapen. Soms mag ze nog even tussenin. Waar ze als kleine baby zich dan tegen je aan nestelde en zachtjes verder snurkte, ligt ze nu om zich heen te woelen. Alles is heel interessant. Er wordt aan mijn haar getrokken. Heel hard. Mijn brace wordt losgepeuterd. Ik krijg een trap in mijn zij. Een pets op mijn hoofd. Er wordt aan mijn neus getrokken. Er wordt gekletst. De dekens worden over mijn hoofd getrokken. Ze probeert overeind te komen en als dat dan eindelijk lukt is het einde zoek, want ze werkt zich zo van het bed af. En dus staan we om 06.30 op na een vruchteloze poging om nog even verder te slapen.

Mevrouw is dan uiteraard om 08.30 doodop. En gaat terug naar bed. Wij gingen aan het werk in de tuin. Ons aardbeienbed was hopeloos verwaarloosd. Verschrikkelijk veel aardbeien hebben we laten verrotten. Het ontbreekt je soms aan tijd als jonge ouder(s). Saar kwam weer uit bed terwijl de aardbeien in hun bed nog lang niet afgewerkt waren. Dus parkeerde ik kleine Saar voor het eerst in haar leven op het nog licht vochtige gras. Ze vond het een beetje spannend. Dat natte kriebelende gras. Stijf bleef ze op haar plek zitten, onzeker om zich heen kijkend. Na een minuut of vijf leek ze dan te accepteren dat nat kriebelend gras blijkbaar bij het leven hoort en dat het best een leuke plek kan zijn. Ik waste aardbeien en samen picknickten we op het gras. Ik lag in mijn shorts op mijn buik te kijken naar mijn dochter, die maar liefst 23 verse aardbeien verorberde. De zon op mijn huid. Het kriebelende gras tussen mijn tenen. Tegen mijn benen en mijn lijf. Ik hou er niet van: dat kriebelende gras. Ik ben veel te gevoelig voor zulks. Maar wat ik mijn dochter aandoe, moet ik zelf dan ook maar ondergaan vond ik.

Voor heel eventjes sloot ik mijn ogen. Je zou kunnen zeggen dat ik in slaap viel. Tot ik bekogeld werd met aardbeien. Ze werden geprakt in mijn haar. Haar twee tanden werden in mijn arm gezet. Ik kietelde haar buikje. Een giebelende lach ontsnapte. Haar hele maillot was rood. Haar handen ook. Haar haartjes zaten onder het aardbeiensap.

Soms voelt het leven zwaar. Ik schrijf er vaak genoeg over. Vandaag voelde het goed. Mijn kind de wereld zien ontdekken. Gefascineerd aan sprietjes gras zien trekken. De ogen van een kind die de wereld op z’n puurst ziet. Jou vertrouwt. Nog niet weet hoe het is om gekwetst te worden. De pijn nog niet kent, die het leven ook met zich mee kan brengen. Ja, een kind is prachtig. Soms ben ik bang, voor de pijn die zij later in haar leven ongetwijfeld ook gaat mee maken. Ik hoop dat ze mijn naïviteit niet erft. Of wel. Want ergens is het hoopvol dat je blijft geloven in het goede. Tegen beter weten in.