Meisjes in de modder

Terwijl ik al zestigduizendjaar in de wachtrij sta voor het STAP-budget dat de aftrekpost scholingsregeling moet vervangen, kan ik wel even een berichtje typen.

Het zat namelijk zo vanmiddag: ik stond met de auto van de meneer vast in de modder. Eigenlijk is het vrij hilarisch. Ware het niet dat ik zelf het lijdend voorwerp was van een hoop klunzigheid. Kijk, er zijn natuurlijk heel veel dingen waardoor dit ongeluk mij overkwam. Geen van die oorzaken zoek ik bij mezelf. Zo is het een smal kutweggetje. En ik moest de babypop van mijn dochter redden. Er stonden tig auto’s geparkeerd. Heel onhandig. Zo midden op de weg, zodat ze niet met hun banden vast kwamen te zitten in de modder. Vrij vervelend, want zo kon ik niet keren. Ah en dat ik niet achteruit het paadje afging komt omdat ik klein ben en verrekte weinig zicht heb in die grote auto. En hoe haalt de gemeente het in hun hoofd om bij zo’n natuurgebiedje niet een fatsoenlijke parkeerplaats te maken.

Het had uiteraard niets te maken met mijn eigen gemakkelijkheid. Mijn nonchalante houding. Het feit dat ik een beetje afgeleid was doordat ik (handsfree) zat te bellen en wat moeilijke vragen probeerde te antwoorden terwijl ik reflecteerde op mezelf. Dat ik niet perse vooraf nadenk over wat ik doe. Mijn onhandigheid. Mijn ongeduld. Omdat ik een rauwdouwer ben. Oh. En een dromer. Want ik droom soms een beetje weg als ik aan dingen denk. Dan weet ik later niet meer precies hoe ik thuisgekomen ben.

Een dromer is iemand die zijn weg alleen bij maanlicht kan vinden, en zijn straf is dat hij de dageraad ziet voor de rest van de wereld.

Oscar Wilde

Nou enfin. Ik stond dus in die modder. Totaal vastgedraaid. Met wat tips kwam ik dan toch eindelijk los. Maar toen moest ik ook nog weg van dat plekje. En achter me lag nog een smal strookje gras met een sloot. Ik zag mezelf en mijn kind al in die sloot liggen. En dus was ik een beetje voorzichtig. En stond er een rode fucking fiat panda in de weg. Nou. Ik was stiekem heel erg blij dat niemand mijn gestuntel had gezien. Dat rode gevaarte stond echt heel erg in de weg. Niet mijn schuld he. Ik wist het voor elkaar te krijgen. Ik reed mezelf voor de tweede keer vast in de modder. Ondertussen riep mijn kind alleen maar: auto boem mama! Auto boem! Ja ja, Saar. De auto heeft niet echt boem gedaan, maar maakt wel rare geluiden. Dat klopt. Die van spinnende wielen. Nou ja dit alles gebeurde dus zonder dat ik enig aandeel had hierin.

De mevrouw van die rode auto kwam en duwde me voor- en achteruit Had niet veel zin, blijkbaar weeg ik nog steeds teveel. Want de auto met mij erin woog zoveel dat ik alleen maar dieper wegzakte in de modder. Toen kwam er ook nog een meneer. En nog een meneer. Ze schudden een beetje hun hoofd. Keken met een schuin oog van mij naar mijn kind. Ja jongens. Ik weet het: ik ben een vrouw van tweeëndertig met kind en volwassen leven en het is me toch gelukt in mezelf in deze positie te manoeuvreren. Zonder make-up en met mijn babyhuid zag ik er waarschijnlijk uit als een naïef jonge tienermoeder. Er was ook iemand die zich hardop afvroeg wat ik eigenlijk deed bij een verlaten hondenuitlaatplaats zonder hond. Het antwoord dat ik de baby van mijn dochter probeerde te redden zorgde voor meer opgetrokken wenkbrauwen.

De auto van manlief bleek geen trekoog aan de voorkant te hebben. Op zoek naar de hendel van de motorkap boog één van die meneren onder de stuurkolom terwijl ik nog op de stoel zat. Die zat dus zo’n beetje in mijn kruis. Na twee seconden begonnen we synchroon te lachen en vroeg hij of ik toch alsjeblieft even wilde uitstappen. Het werd wel een beetje raar zo namelijk. Hoe de motorkap open moest was ook voor iedereen een raadsel. Toen probeerden we nog wat planken onder de wielen, maar ik zat inmiddels tot over de wielkast in de modder. Uiteindelijk de spanband om de trekhaak en het klusje was binnen vijftien seconden gepiept. En zelfs mijn dochter riep opgelucht: jáaaaaaaaa!!

Wat heb ik hier nou van geleerd? Dat het handig is dat ik weet hoe de motorkap open moet in geval van motorpech. Dat ik beter niet het gras op kan draaien. Dat achteruit rijden wat aandacht nodig heeft. Dat mijn kind kan krijsen wat ze wil, maar haar baby pas weer krijgt als ze thuis is. Dat ik beter niet meer kan dromen onderweg in de auto. Dat ik nog wat af moet vallen, zodat mijn auto niet zo zwaar beladen is. Dat er behulpzame mensen zijn die voor je in de modder kruipen. Dat ik telefoonnummers van zulke mensen moet vragen om ze een bedankje te sturen.

Voor wie me écht kent. Waarschijnlijk heb ik er niets van geleerd en draai ik overmorgen weer het gras op. Omdat ik denk dat het dit keer echt kan. Omdat ik geloof in mijn onbegrensde superkrachten en het feit dat ik álles kan. Een beetje dom, dat wel. Het past wel bij hoe ik ben. Laat me maar lekker dromen. Over de dingen die ik kan bereiken. Ook als je vastzit, kun je weer los komen. Soms met een beetje hulp van de ander. Als je wat dieper wegzakt, is er misschien grover geschut nodig. Maar er is altijd zicht op een plan B, C of D.