Lieve Saar – 29 maanden

De tijd met tikt langzaam weg. Elke dag is er eentje die nooit terugkomt. Steeds weer neem ik mezelf voor om het morgen beter, anders en met meer aandacht te doen. Maar we modderen maar wat aan, jij en ik. Je haren wapperen in de wind. Dapper zomerkind. Mijn maandelijkse lofzang over mijn kostbaarste geschenk. Moeder zijn vind ik echt heel lastig Saar. Ik hoop dat je het ooit begrijpt en het me niet kwalijk zal nemen. Dat ik worstel. Dat ik aanrommel. Dat ik er een potje van maak. Maar ik hoop ook dat je hebt geleerd dat het goed is om je eigen koers te varen, uniek te zijn, je kwetsbaar op te stellen, te vertrouwen en lief te hebben. Eigenlijk wens ik de wereld heel veel Saar toe.

Ooit zong ik in een wanhopige poging je als baby te sussen in het ziekenhuis ’Hoger dan de blauwe luchten’. Een christelijk liedje, maar ik ben atheist. Het enige lied dat ik op dat moment kon bedenken. Sindsien zingen we het als je onrustig en overstuur bent. De laatste weken is dat regelmatig aan de hand. Ik weet niet wat het is: een (mentale) groeispurt, een kies die hopeloos dwars zit of gewoon even niet lekker in je vel zitten. Regelmatig wordt je gillend wakker of ben je totaal uit je hum. Dan neurie ik het lied voor je. De weerstand die je geeft als je emotioneel overprikkeld ben voel ik. Ik voel het omdat je mijn kind bent, maar ik voel het ook omdat ik het herken. Niemand mag in je buurt komen. Niemand mag je aanraken. Niemand mag tegen je praten. Niemand mag je aankijken. De wanhoop in je ogen is heel pijnlijk. De spiegel waarin ik kijk bijna ondragelijk. Hopeloos graag wil ik je troosten, maar het meest effectief is bij je uit de buurt blijven. Elke aanraking of blijk van aanwezigheid is te overweldigend. Wat was ik verrast toen ik je laatst midden in de nacht in een huilbui oppakte en bij de eerste noot van het lied kalmeerde. Binnen een seconde voelde ik de weerstand uit je lichaam glijden en ontspande je als een kleine baby in mijn armen. De laatste weken kom je regelmatig vragen of ik ’Hoger dan’ wil zingen. Voor mij een teken dat je blijkbaar iets gevonden hebt wat je kan kalmeren en je weet het zelfs heel knap aan te geven. Chapeau. Je bent verder dan ik.

Dan nu de leuke dingen. Je hebt zeker een groeispurt. Emotioneel, maar zeker ook lichamelijk. Twee keer knipperen en je kleding is weer te klein. Als ik dromerig voor me uitstaar en je ineens mijn blikveld kruist, dan vraag ik me verschrikt af van wie dat KIND is. Want van een baby of dreumes is geen sprake meer. Je eet ineens ALLES. Vers in mijn geheugen zitten alle worstelingen met jou. Tien kilo. Ik kan het bijna niet geloven. Twee jaar en nog maar tien kilo. Nu dan. Boterhammen zijn niet aan te slepen. Twee appels op een dag en het luxepaard wil dan ook nog een kiwi of banaan. Boerenkool, boontjes, couscous, rodekool, zuurkool, worteltjes, rode bieten, bloemkool. Ik hoef het ALLEMAAL niet. Maar jij bent een dappere dodo. En dan nog een danoontje of knijptoet na. Yoghurt is je te min. Kaas. Tussendoor nog maisvingers, rozijntjes, koek of een spekkie. Ik betrap je regelmatig met een ondeugende blik en je hand in de snoeptrommel. Toen ik je voor het eerst betrapte deed je gauw je hand voor je mond en zei je ’oh oh’. En de slimmerd zegt ook: eeeeentje voor in de andere hand. Ja, wat je zegt komt als een boemerang terug.

We zijn aan het oefenen met de vragende vorm. Je kunt heel goed zeggen wat je wilt: Saar wil melk. Saar wil boekje lezen. Saar wil speeltuin. Maar wij vonden je groot genoeg om de vraagvorm te introduceren en dat gaat steeds beter; soms heb je nog wat hulp nodig. Dan vragen we of je er ook een vraag van kunt maken en turn je het moeiteloos om in een vraag. Saar wil blauwe bessen is getransformeerd naar: mag saar blauwe bessen asseblief? Als ik zelf eens vergeet alsjeblieft of dankjewel te zeggen, herinner je mij daar graag aan. Wat ik zei: wat je zegt komt vanzelf terug. Als je iets aangeeft zegt ze uit zichzelf en automatisch: dankjewel. Maar ze verwacht dat dus ook terug. Mama dankewel.

Je mag heel erg graag puzzelen. Een puzzeltje van 2, 4, 6 of 8 stukjes kun je zelf. Voor de grotere puzzeltjes heb je hulp nodig. Ik vind het heerlijk hoe je zo geconcentreerd bezig kan zijn. Houten noppenpuzzels zijn sowieso de bom. Van 4 tot 40 stukjes, dit kun je helemaal zelf. Machtig om te zien. Verder ben je echt helemaal gek op je duplotrein.

Een klein beetje zorgen maak ik me wel om dwangmatige trekjes die je hebt. Zo’n noppenpuzzel gaat in een vaste volgorde die je de volgende dag nog weet en elke dag erna ook. In die volgorde moet het en niet anders. Het is voor jou belangrijk dat je eerst je vork op tafel legt en dan pas je mes. Andersom kan je helemaal overstuur maken. Zodra je bij opa en oma komt pak je het schaap dat volgens jou links op traptrede twee hoort. Voor je iemand kan begroeten, moet het schaap op z’n plek. Als we tandenpoetsen moet jij eerst met borstel blauw en daarna moet papa met borstel wit. Als oma poetst moet het met borstel roze. Papa mag niet blauw of roze gebruiken. En oma geen wit of blauw. Een dekentje leg je neer op de grond, tot elke kreukel eruit is. Als iemand er op stapt of een kreukel er in maakt, raak je in paniek. De shirts waaruit je wil kiezen voor vandaag leg je strak langs de muur. Daarna kies je er eentje. En daarna maak je weer een stapeltje, waarbij het vooral belangrijk is dat het kreukloos op elkaar ligt. Als we met foamstickers gaan knutselen ga je ze eerst sorteren: olifanten bij olifanten, zebra’s bij zebra’s, vogels bij vogels en leeuwen bij leeuwen. Pas als dat gebeurd is, kan er gestickerd worden. Datzelfde geldt voor de kleurtjes: drie verschillende soorten wasco liggen in een bakje door elkaar. Je legt ze soort bij soort en dan pas kun je gaan kleuren. Misschien is het een fase, misschien hoort het bij een ontwikkeling waar deze waardeloze pedagoog geen weet van heeft, of misschien is het gewoon een beetje dwangmatig en hoort dat bij jou.

En dan nog een paar grappige uitspraken:

  • In paniek: ik heb bananenvoeten (als ze haar laarsjes verkeerd om gedaan heeft).
  • Pratend in bed tegen haar knuffie: zo val je eruit knuffie en dat moeten wij niet hebben!
  • Saar is laatst met ons in de trein geweest en vond het zichtbaar spannend. Haar baby was ook mee. Bij elke trein die ze nu ziet: Isse niet ejjuhg baby. Jij vindt een beetje spannend. Saar vindt niet spannend. Ik is bij jou.
  • Oh, heb jij nog blote borsten! Ga maar even kleertjes aandoen. (Tijd om een pyjama te gaan dragen….)
  • Hapje mama. Goed eten!
  • Bij mijn injecties: we gaan even tot tien tellen. Is niet ejg.
  • Jij moet hier (kinderstoeltje) en dan ga ik stjurenmama (wijst naar bestuurdersstoel in de auto).
  • Als ik naar beneden kom, wrijft ze over mijn broek en zegt ze: sooo jij heb mooie kleertjes aan knappe meid.
  • Ik heb ongeluk had! Kom mij jedden.
  • Na een scheet: begint te lachen. Zal ik nog 1 doen mama? (XD)
  • Jij bent een jieffie.

Je snapt het. Ik ben dol op haar.