#2 Fertiliteitstraject: intake

Als ik voor de kledingkast sta, bedenk ik mezelf wat ik aan zal trekken. Wat zit makkelijk, en bedekt de boel een beetje? Het liefst ook iets met korte mouw. Bijna routinematig voer ik een ritueel uit dat vertrouwd voelt. Ik check of ik verzorgd genoeg ben, ik was mezelf en ik pak een verschoning mee. Voor het geval dat. Eenmaal beneden voel ik dat ik geen trek heb. Ik dwing mezelf te eten. Ook dit gevoel ken ik. Het is 22 minuten rijden naar het ziekenhuis. Onderweg voel ik de opborrelende misselijkheid. Hoe dichterbij ik kom, hoe minder ademruimte ik over lijk te hebben. Tik. Tik. Tik. Ik barst in lachen uit. Deze tic heb ik al heel lang niet gezien. Ik tik met mijn wijsvinger op een bepaald plekje op de versnellingspook. Blijkbaar doet ik dat alleen als ik heel erg gestresst ben. Want de tic kwam me totaal niet bekend meer voor, tot die terug was. Heel even ben ik in de war over hoe ik moet rijden. Ik ben een navigatieramp en blijkbaar is er toch nog iets wat ik vergeten ben. Ik parkeer in de rij waar mijn auto altijd staat. Op de automatische piloot loop ik de route naar polikliniek 77. Rechtdoor, links, rechts, rechts. Stap voor stap. Op de oogafdeling hangt nog steeds dezelfde plaat. Heeft na 3 jaar nog niemand die verdomde piep van de deur op de poli opgelost? Ik word begroet door een assistente die ik ken. Er komt een verpleegkundige binnen die ik ken. Het is alsof je je ex tegenkomt. In de meeste gevallen totaal ongewenst. Zelfs de vragen die standaard gesteld worden zijn nog niet veranderd.

Ik neem plaats in de wachtkamer. Dit keer mét kind. Dat voelt heel ongemakkelijk. Want ik weet precies hoe ik me destijds voelde. Kinderen in de wachtkamer van de fertiliteitspoli zijn vrij ongebruikelijk en ze maken altijd te veel herrie voor zo’n precaire situatie. Toen ik voor het eerst een kind tegenkwam in die wachtkamer weet ik nog precies wat ik dacht. Ik kan het kind nog uittekenen. En ik dacht: wat doet dat mens hier? Die heeft er toch al één. Jup. Niet heel erg aardig.

Niet mijn voornaam, maar mijn nieuwe naam, getrouwd in te tussentijd, galmt door de gang. Ha, naast mijn naam is er nog meer veranderd. De arts. Terwijl ik een gesprek probeer te voeren over mijn medische situatie, rent mijn kind door de kamer met haar stethoscoop. Alle hartjes zijn kapot. Ze gaat opereren, zegt ze. De intake is kort, mijn medische situatie is bekend. Het is tijd voor lichamelijk onderzoek en een inwendige echo. Dezelfde kamer. Hetzelfde gordijn. Er is niets veranderd. Helemaal niets. Routinematig trek ik alle kleren uit die nodig zijn. Ik ben eerder dan de arts op mijn plek. Want ik ken de weg. Ik ken de handelingen. Mijn man en kind kijken mee op het scherm. Ik herken de vormen van mijn baarmoeder. Als ze opzoek gaat naar mijn eileiders zie ik de verschillende follikels. Ik probeer ze te tellen. Met het blote ongetrainde oog kan ik er 8 zien. Het onderzoek is gauw afgerond en ik ben even zo snel weer aangekleed. En als ik terug kom op de stoel komt de klap.

Ik twijfel eraan of je PCOS hebt.

Een diagnose die gesteld is door dit artsenteam. Op basis van hele nare lichamelijke onderzoeken én bloedtesten. Ik tik alle boxjes af. Alleen dit keer zijn er minder onrijpe follikels te zien dan gewoon is bij PCOS. Deze klap heb ik nog nauwelijks verwerkt of de volgende komt.

Ondertussen is er nieuwe medicatie op de markt gekomen. Daar gaan we mee beginnen.

Ontwikkelingen zijn fijn. Maar deze nieuwe medicatie is alléén te gebruiken bij ovulatie-inductie. Er was me beloofd dat ik die fase niet opnieuw door zou hoeven. Ik geef dit aan. De blik van de arts verraadt dat ze inderdaad weet dat dit de procedure is. En dat ze weet dat ik het weet. Je mag starten in het traject waarmee je uiteindelijk een succesvolle zwangerschap hebt afgerond. Ze krabbelt terug. Het ligt aan de wens van de patiënt. Een heel ander verhaal dan ze me eerst voorspiegelde. Als ik denk dat ik alles gehad hebt, komt de knock-out.

Oh nee, we gaan nú nog niet beginnen.

Een vrij technisch verhaal. Maar elke behandeling start met een menstruatie. Ik menstrueer niet. Soms 2x per jaar. Met een beetje geluk drie. En in elk geval zeer, zeer onregelmatig. Op de derde dag na je menstruatie start je met het innemen of inspuiten van medicatie. Aangezien ik niet menstrueer (omdat ik geen ovulatie heb), wordt dit bij mij in het traject opgewekt met een hormoonkuur. Hiep hiep hoera voor mevrouw Freezefire die (toeval bestaat niet) gisteren ongesteld is geworden. Een unieke kans om direct een zware medicijnkuur te besparen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij mijn lichaam. Maar natuurlijk is dat niet het beleid. Want er zijn protocollen. En ondanks dat ze mijn dossier van binnen en van buiten kennen, zijn ze in een ziekenhuis als de dood om buiten de lijntjes te kleuren. Ik heb gevraagd of we niet een tweesporenbeleid kunnen volgen: starten met medicatie en ondertussen de rest van de onderzoeken afwachten. Maar nee. Non. Nein.

En nu?

Bloedonderzoek. Onderzoek naar het gebeuren van mijn man. Onze casus wordt besproken in het multi-disciplinair overleg. En over zes hele weken zijn die uitslagen dan bekend en krijgen we de uitslagen. Ik geef je op een briefje dat er uit de zo vaak geprikte waardes komt dat mijn hormoonspiegel niet in balans is. Dat het zaad goed is. En dat ik een hormoonstoot krijg om de boel aan te slingeren. Het bloed liet ik direct afnemen. Ik verbaas me nog steeds over het feit dat verpleegkundigen amper om kunnen gaan met mensen die flauwvallen bij bloedafname. Saar kijkt gebiologeerd toe. Als de band om mijn arm aangetrokken wordt zegt ze: mama arm kapot! Saar maken! Ik voel het bloed uit mijn lichaam wegtrekken. Het zweet op mijn rug verandert in een koude rillen. Mijn oren gaan suizen. De misselijkheid zorgt ervoor dat ik bijna moet braken. Ik hoor mijn dochter zeggen: bijna klaar mama. In mijn hoofd zie ik haar gezicht, voor ik compleet wegzak van de wereld. Als ik bijkom ligt ze tegen me aan en heeft ze mijn hand vast. Ze kijkt bezorgd. Maar ze begint te juichen en roepen dat ik wakker ben. Lekker saapt, vraagt ze? Als ik op de terugweg een gevulde koek koop om mijn suikerspiegel aan te vullen, schrik ik me een ongeluk. Twee euro vijftig. Zijn ze nou helemaal besodemieterd? Die waren altijd maar 1 euro. Afzetters.

In stilte lopen we naar de auto. Elk met onze eigen gedachtes. Ik voel me vooral verslagen. Elke stap voelt zwaarder. Het voelt alsof ik verder weg ben dan ooit. Alsof je op het randje van de afgrond staat en reikt om iets te pakken dat je graag wilt hebben. Je kunt er niet bij en je doet je uiterste best om je nog iets op te rekken om het alsnog te kunnen grijpen. Je raakt het voorwerp, maar doordat je het raakt geef je het juist een zetje waardoor het nog verder uit je bereik komt. Ik probeer me groot te houden. Juist voor haar. Mijn ogen worden vochtig. En juist op dat moment begint er een heel klein meisje te giechelen.

Ze huilt maar ze lacht.

2 gedachten over “#2 Fertiliteitstraject: intake”

  1. Het tweede proces lijkt wel nog veel zwaarder dan het eerste. Met alles wat je al weet, alle teleurstellingen die je al hebt gehad. De opgebouwde kennis, de verbazing dat die kennis niet gelijk wordt meegenomen, maar dat er toch eerst weer van alles moet. Wat dan weer veel tijd kost. Geld kost. Pijn kost.

    Ik kan me er zelf niet eens een voorstelling van maken hoe dat moet zijn. Ik vind het wel heel dapper dat je het in deze fase al deelt. Ik wens je veel succes, sterkte en wijsheid toe in dit traject.

    1. Het helpt dat het (grotendeels) anoniem is. Bijna niemand in het dagelijks leven kent de blog die ik schrijf. We hebben het nog met niemand gedeeld. Ook die stap voelt voor mij groter dan de eerste keer, alhoewel we het toen ook heel lang van ons samen hebben gehouden.

      Bedankt!

Reacties zijn gesloten.